Weer een uur. Minstens. Ik zit in de auto, kruipend richting huis. Mijn eten ligt thuis al klaar – of beter gezegd: lag klaar. Inmiddels is het afgekoeld tot iets wat waarschijnlijk nog kouder is dan mijn humeur. Koud eten, dankzij warme files. Ironisch, toch? En dan die medefilers. De bumperklever achter me die denkt dat hij met zijn zenuwachtige lichtsignalen de hele A7 kan laten doorstromen. Of die ene slome invoeger die de oprit blijkbaar ziet als een gezellige picknickstrook: “ach joh, neem de tijd, we staan toch al stil.” En ondertussen stromen er weer drie banen dicht. Bedankt hè.
Wat is dat toch met files? Het is niet dat je écht stilstaat, nee, je mag elke vijf minuten een halve meter opschuiven. Net genoeg om hoop te krijgen, en net weinig genoeg om diezelfde hoop direct weer te verliezen. Het is alsof iemand een wortel voor je neus bungelt, maar dan in de vorm van een uitlaatpijp.
Op de radio. Filemeldingen. Alsof ik daar nog iets aan heb. “Op de A10 staat u vast door een pechgeval.” Serieus? Ik dacht al dat ik hier vrijwillig een sociaal experiment deed. Misschien een idee om gewoon iets nuttigs door te geven: breipatronen, recepten of een cursus woedebeheersing voor automobilisten.
Thuis staat mijn bord dus koud te worden. En ik, ik kook juist over. Volgende keer toch maar een thermoskan soep meenemen. Of beter: een campingstelletje op de bijrijdersstoel. Dan maak ik van de file gewoon een driegangendiner.
Tot die tijd blijf ik hier zitten. Met uitzicht op uitlaatgassen en achterlichten. Filevreten. Letterlijk.
0 Reacties